Sneller en vaker testen

Hoe sneller hiv wordt opgespoord, hoe vroeger er met behandeling kan worden gestart. Daarom zet het H-TEAM zich in voor ‘actief testen’: het op meer routinematige wijze actief aanbieden van een hiv-test door zorgverleners (provider initiated testing) en het stimuleren van testen op initiatief van en door het individu (client initiated testing) en community’s zelf (community based testing).

Het H-TEAM richt zich daarnaast op het bevorderen van vroege diagnose door het ontwikkelen en implementeren van hiv-teststrategieën die zijn gericht op onvoldoende bereikte doelgroepen die vaak laat in zorg komen. Door ervoor te zorgen dat zoveel mogelijk mensen hun hiv-status weten wil het H-TEAM de hiv-epidemie een halt toeroepen.

Waarom sneller en vaker testen?

Vroegtijdige diagnose van hiv zorgt ervoor dat er eerder met een behandeling kan worden gestart. Tijdige behandeling voorkomt afbraak van het immuunsysteem en geeft mensen met hiv een uitstekende levensverwachting; als je er op tijd bij bent, leef je net zo lang als iemand zonder hiv. Bovendien wordt door de behandeling met effectieve hiv-remmers de kans op overdracht van infecties drastisch geminimaliseerd of zelfs geëlimineerd.

sneltesten

Sneller en vaker testen

Het H-TEAM promoot testen door het verhogen van het bewustzijn ten aanzien van (vroege) symptomen en van het belang van tijdig testen onder professionals en onder specifieke doelgroepen. Dit met als doel:

  • Meer testen op hiv en een toename van het percentage mensen dat zich bewust is van zijn hiv-status
  • Eerder in staat zijn om vroege hiv-diagnoses te stellen

Dit doen wij door ons te richten op:

Klik op de titels voor meer informatie over deze strategieën en subprojecten.

Provider initiated testen

Van alle hiv-diagnoses wordt ongeveer een derde in de huisartspraktijk gediagnosticeerd, een derde bij de GGD-soa-polikliniek en nog eens een derde in ziekenhuizen. Huisartsen en specialisten spelen dus een belangrijke rol als het gaat om het diagnosticeren van hiv-infecties in Nederland.

Uit recente studies blijkt dat vele momenten waarop een hiv-test aangeboden had kunnen worden, door zorgverleners onvoldoende worden gezien en/of benut. Er zijn nog veel barrières bij patiënten én professionals, zoals angst, stigma, beperkte risicoschatting/risicoperceptie en onwetendheid over de nieuwe mogelijkheden in behandeling en preventie van hiv. Ook testen bij ‘indicatorziekten’ is nog niet standaard bij huisartsen en specialisten. Door middel van het Diagnostisch Toets Overleg wil het H-TEAM het testgedrag onder huisartsen verbeteren. Daarnaast wil het H-TEAM het proactief testen op hiv door specialisten bevorderen met een indicator-based test interventie.

Diagnostisch Toets Overleg (DTO)

Sinds 2015 organiseert het H-TEAM interactieve trainingssessies voor Amsterdamse huisartsen: het diagnostisch toets overleg (DTO). De trainingssessies zijn bedoeld om huisartsen te stimuleren om verantwoord om te gaan met soa- en hiv-testen, en zo onder- en over-diagnoses te voorkomen. Het unieke aan deze DTO sessies is dat de huisartsen aan de hand van spiegelinformatie hun eigen aanvraaggedrag rondom soa en hiv onder de loep nemen en een praktijkverbeterplan opstellen. Met de testaanvraag-data brengt het H-TEAM trendgegevens in kaart.

 

De bijeenkomsten zijn georganiseerd rondom het ‘learning by teaching’-principe en worden gegeven door huisartsen die zelf eerder ‘teach-the-teacher’ sessies hebben bijgewoond.

Resultaten

In 2015 vonden de eerste DTO’s plaats. DTOs zijn een bijscholingsprogrogramma om herkenning en testen op HIV (en STIs) te verbeteren onder huisartsen. In 2018 werden de eerste follow-up trainingssessies georganiseerd om de implementatie van het praktijkverbeterplan te monitoren en aanvullende testaanvraag-data te verzamelen om de effectiviteit van de sessies op testpraktijken te evalueren. In 2020 vonden de tweede, en daarmee de laatste, follow-up trainingsessies plaats. Sinds 2015 zijn er 36 DTOs georganiseerd, waarvan 22 DTO I-sessies en 14 DTO-II sessies, die door 229 huisartsen zijn bijgewoond. Het H-TEAM heeft hiermee 43% van alle Amsterdamse huisartsen bijgeschoold.

 

Huisartsen die een DTO hebben gevolgd zijn erg positief over deze vorm van nascholing; de training werd gemiddeld met een 8,5 beoordeeld. De huisartsen gaven aan dat ze verwachtten bewuster te zijn van hiv in hun praktijk en hierdoor meer hiv-testen af te nemen.

 

Dankzij de unieke dataset van alle participerende laboratoria over de hiv-test aanvraaggegevens van de Amsterdamse huisartsen konden trendgegevens van 2011-2017 in kaart worden gebracht. Jaarlijks worden er zo’n 10.000 hiv-tests aangevraagd door alle Amsterdamse huisartsen, met grote inter-huisarts en intra-praktijk variatie. De dalende trend van 2011-2014 (van 38 hiv-testen per huisarts in 2011 naar 26 in 2014) is gestabiliseerd en weer verhoogd tussen 2015-2019, voornamelijk bij mannen (Figuur 1).

 


Figuur 1: Gemiddeld aantal hiv-testen uitgevoerd door huisartsen per 10,000 inwoners van Amsterdam per jaar en geslacht.

 

Uit verder onderzoek naar het effect van de DTO’s op testgedrag van huisartsen is gebleken dat:

  • Huisartsen spelen een belangrijke rol bij het testen op hiv in Nederland.
  • De testpercentages van huisartsen zijn lager of vergelijkbaar met die van de Seksuele Gezondheidscentra, terwijl de positiviteit hoger of vergelijkbaar was bij tests die door huisartsen werden uitgevoerd (Figuur 2).
  • Er zijn grote verschillen tussen regio’s, zelfs in regio’s met eenzelfde verstedelijkingsniveau (Figuur 2).
  • Door de brede toegankelijkheid van huisartsen liggen de kansen voor verbeterde hiv-teststrategieën vooral bij huisartsen, maar regionaal op maat gesneden interventies zijn nodig.

Figuur 2: Gemiddelde aantal hiv-test per 10,000 inwoners >15 jaar en gemiddelde hiv-positieve percentage, per zorgaanbieder in de vijf regio’s van Nederland (2011-2018). SHC: Sexual health center. GP: General practitioner. N-NL: North-Netherlands.

 

Klik hier voor de publicatie van deze resultaten.

Indicator-based testen

Onderzoek toont aan dat er bepaalde aandoeningen zijn waarbij de kans bestaat dat de persoon een onderliggende hiv-infectie heeft. Deze aandoeningen worden indicatoraandoeningen genoemd. Voorbeelden hiervan zijn: baarmoederhalskanker, tuberculose, hepatitis B of C en lymfeklierkanker (lymfoom). Het inzetten van een hiv-test bij patiënten met een indicatoraandoening (indicator-based/IC testen) kan het aantal ongediagnosticeerde hiv-patiënten verkleinen en zo de overdracht van het virus een halt toebrengen. Europese studies laten echter zien dat er nog veel te weinig op hiv wordt getest bij deze aandoeningen.

 

Met een implementatiestudie wil het H-TEAM het indicator-based testen door specialisten verbeteren. In deze studie onderzoeken we wat barrières zijn tot indicator-based testen voor de patiënt, de zorgverlener en de ziekenhuisafdeling. De bevindingen uit dit onderzoek vormen de input voor een gerichte interventie om het indicator-based testen te verbeteren. Het doel hiervan is medisch specialisten te stimuleren om te testen op hiv bij diagnose van een indicatoraandoening die onder hun specialiteit valt.

 

Het effect van de interventie zal worden geëvalueerd. Zo hopen wij dat indicator-based testen routine zal worden onder alle specialisten in Nederland om zo hiv-infecties sneller op te sporen en verdere transmissie van het virus te voorkomen.

Resultaten

Om het bewustzijn over IC-gebaseerd testen in ziekenhuizen in Amsterdam te vergroten heeft het H-TEAM in 2015 een flyer ontwikkeld waarin alle indicatoraandoeningen zijn opgesomd die reden kunnen geven om te testen op hiv (volgens de ECDC guideline on indicator-based (IC-based) testing). De indicatoraandoeningen werden gecategoriseerd per ziekenhuisspecialisme. Alle ziekenhuisafdelingen van zes Amsterdamse ziekenhuizen die mogelijk te maken kunnen krijgen met patiënten met hiv-indicatorziekten ontvingen vervolgens een brief van het H-TEAM waarin het belang van indicator-based testen werd benadrukt.

 

In 2019 startte het H-TEAM een nieuwe interventie studie voor het bevorderen van IC-based testen in zes ziekenhuizen in en rondom Amsterdam (Amsterdam UMC, locatie AMC en VUmc, OLVG Oost, OLVG West, Flevoziekenhuis and Boven IJ ziekenhuis). In eerste instantie ligt de focus bij dit project op 7 indicatoraandoeningen binnen 5 verschillende klinische specialiteiten: Longziekten, Gastro-enterologie, Hematologie, Gynaecologie/Verloskunde en Neurologie/Neurochirurgie. De gekozen IC’s zijn tuberculose, hepatitis B, hepatitis C, cervix carcinoom waaronder cervicale intraepitheliale neoplasie graad III, vulva carcinoom waaronder vulvaire intraepitheliale neoplasie graad III, maligne lymphoom en perife neuropathie.

 

In totaal zijn er 4,823 patiënten geïncludeerd in de studie. Hiv-test ratios waren het hoogste onder tuberculosepatiënten (74-94%, figuur 1). De test ratios variëren aanzienlijk tussen ziekenhuizen en IC’s. In totaal werden elf patiënten positief getest op hiv binnen 3 maanden van de IC-diagnose door IC-gebaseerd testen, wat een positief resultaat oplevert van 0.7%. Van hen hadden 6 (55%) een lymfoom en 10 (91%) een CD4-telling van <350 cellen/mm³. Deze resultaten laten zien dat er grote verschillen zijn wat betreft het aantal hiv-testen tussen de verschillende IC’s en dat IC-gebaseerd testen personen kan identificeren met een voorheen ongediagnosticeerde hiv-infectie, maar dat dit inconsistent en onvoldoende wordt toegepast bij de geselecteerde ziekenhuizen. De hoogste hiv-testratio’s werden waargenomen bij tuberculosepatiënten en de laagste ratio’s bij patiënten met baarmoederhalskanker of dysplasie.

 

Figuur 1: HIV test ratio binnen 3 maanden rond de diagnose per studielocatie en indicatorconditie. CIN: ccervicale intraepitheliale neoplasie. NTH: niet-academisch ziekenhuis. TH: academisch ziekenhuis. UH: Universitair ziekenhuis. VIN: vulvaire intraepitheliale neoplasie.

 

Tussen juni 2020 en januari 2021 werden educatie interventies geïmplementeerd in elk participerend ziekenhuis om IC-gebaseerd testen te optimaliseren. Door middel van interactieve discussies werd het belang van IC-gebaseerd testen en mogelijkheden voor optimalisatie besproken. Omdat we een selectie van zeven IC’s uit vijf verschillende specialismen hebben opgenomen, kreeg elke specialiteit in elk ziekenhuis een presentatie op maat, gericht op hun IC. In mei 2021 werd er een nieuwsbrief gestuurd naar elk deelnemende afdeling als herinnering aan de educatieve lessen.

 

De volledige resultaten van de studie kunt u hier lezen.

The Last Mile: Fase 1

De titel “The Last Mile” verwijst naar het vinden en diagnosticeren van de laatste 5% mensen in Amsterdam die leven met een hiv-infectie maar dat zelf niet weten, en in het bijzonder degenen die het risico lopen om laat in zorg te komen met een vergevorderde infectie.

We weten nog te weinig over mensen die laat in zorg komen. Om een succesvolle strategie te ontwikkelen, is meer inzicht nodig in de verschillende kenmerken van deze zeer diverse groep. In de eerste fase van dit project worden deze kenmerken onderzocht binnen verschillende subprojecten. Lees hieronder meer over de drie subprojecten.

GIS: de hiv-epidemie op stadsniveau

Het doel van het geographical information system (GIS) subproject is het in kaart brengen van ‘hotspot’ gebieden in Amsterdam waar de ongediagnosticeerde hiv-infecties vermoedelijk opgespoord zullen worden. Amsterdam is daarbij opgedeeld in 80 postcode 4 (PC4) gebieden (Figuur 2), en aan de hand van een statistische methode (INLA) worden de PC4 gebieden geanalyseerd. Het model werkt onder andere met data afkomstig van de Stichting HIV Monitoring, de afdeling Onderzoek, Informatie en Statistiek (OIS) van de gemeente Amsterdam, NIVEL en de GGD Soapoli.

 

De analyses van het GIS project zullen inzicht geven in de verspreiding van de hiv-epidemie over de stad, en helpen met het ontwaren van trends. Op basis van epidemiologische data van 2011-2016 en demografische gegevens is per PC4 gebied een berekening gemaakt van het aantal ongediagnosticeerden. Deze berekening zal afgezet worden tegen niet-overdraagbare aandoeningen, test-densiteit en overeenkomsten en verschillen tussen aangrenzende PC4 gebieden. De uitkomsten van de statistische analyses zullen een prognose geven van PC4-gebieden waar mensen wonen die hun hiv-status niet kennen en waar aannemelijk transmissie plaats zal vinden.

 

Figuur 2: Postcode 4 (PC4) gebieden in Amsterdam

Resultaten

Het project is in 2017 van start gegaan; het is de bedoeling dat alle werkzaamheden, waaronder het verzamelen van data en het analyseren hiervan, ook na afloop van het project worden vervolgd.

 

Tot op heden (medio 2020) hebben we geconstateerd dat nieuwe hiv-diagnoses en late diagnose ongelijk verdeeld zijn over Amsterdam. De 10 doelgebieden zijn veelal geclusterd in Centrum, Zuid-Oost en West. Hoewel het gemiddelde aantal testen per huisarts binnen de doelgebieden iets hoger was dan binnen de niet-doelgebieden, is dit verschil niet significant (p-waarde = 0,062, Wilcoxon-test). We vonden ook significant grotere variatie in testmethoden binnen doelgebieden dan binnen niet-doelgebieden (p-waarde = 0,007, Wilcoxon-test). De testgegevens zijn momenteel nog onvolledig en de resultaten daarom voorlopig.

Late presentation

Binnen dit subproject ligt de focus op het verkrijgen van helder en gedetailleerd inzicht in de redenen en motivaties van mensen om wel of geen hiv-test uit te voeren. Dit onderzoek wordt uitgevoerd onder Amsterdammers die leven met HIV. Op basis van data van de Stichting HIV Monitoring wordt gestreefd naar een zo divers mogelijke groep mensen die in de afgelopen jaren laat in zorg gekomen zijn. Hierbij wordt gekeken naar zowel individuele motieven en barrières als structurele en sociale omgevingsfactoren die bijdragen aan de beslissing om wel of niet een hiv- test uit te voeren. Mede op basis van de bevindingen van dit onderzoek zal een interventie ontwikkeld worden die mensen aanzet om zich sneller te laten testen.

 

Voor het onderzoek worden mannen en vrouwen geïnterviewd die zijn gediagnosticeerd in een laat stadium van de hiv-infectie (CD4-aantal < 350 cells/mL of AIDS-gerelateerde aandoening). Het gaat daarbij om kwalitatieve diepte-interviews waarbij open vragen gesteld worden aan de deelnemers. Het verloop van het interview is afhankelijk van de eigen ervaringen van de deelnemers. De analyse van deze kwalitatieve data biedt inzicht in de complexiteit van de eigen ervaringen van Amsterdammers die leven met hiv, en is nodig om beweegredenen om zich wel of niet te laten testen beter te begrijpen.

Resultaten

De resultaten van de studie naar mensen die in een laat stadium van een hiv-infectie zijn gediagnosticeerd hebben aangetoond dat gezondheidssysteem- en psychosociale factoren beïnvloed worden door verlaat testgedrag:

 

  1. Gezondheidssysteem-gerelateerde factoren zijn structureel en inherent aan de manier waarop gezondheidszorg is georganiseerd. Een eerste factor betreft de capaciteit om op hiv te testen binnen de gezondheidszorg. Een tweede systeem-gerelateerde factor reflecteert gemiste kansen wanneer primaire of secundaire zorg wordt verleend, waaronder zorg door huisartsen.
  2. Psychosociale factoren betreffen aspecten die gerelateerd zijn aan persoonlijke aanleg of de sociale netwerken en gemeenschappen waar een persoon zich mee identificeert. De vier belangrijkste factoren waren: gebrekkig besef van gezondheidsproblemen, beperkte communicatie met de primaire zorgvoorziener (waaronder huisartsen), een verondersteld laag risico van hiv-infectie onder MSM en hoge mate van angst voor klinische en psychosociale gevolgen van een hiv-infectie.

De bevindingen leiden tot het aankaarten van de volgende mispercepties onder zorgverleners:

  1. Mensen testen op hiv na risico.
  2. Mensen testen op hiv op eigen initiatief.
  3. Er zijn ogenschijnlijk geen barrieres voor testen nu hiv makkelijk en effectief behandelbaar is.

Onze bevindingen stellen dat de potentie voor een socialere en systematische aanpak voor hiv-testen wordt herkend. Als gevolg raden wij een strategie aan welke het best samengevat kan worden in drie hoofdcategorieën:

  1. Algemeen: voortdurende inspanningen om stigma te reduceren.
  2. Zorgverlenende professionals: zorgverlenende professionals verder trainen en bewuster maken ten aanzien van het tijdige testen op hiv.
  3. MSM: participatief onderzoek/actie interventie in samenspraak met de MSM gemeenschap.

De volledige resultaten van dit onderzoek kunt u hier lezen.

Roadmap: migrant transmission network study

Ongeveer de helft van de nieuwe hiv-diagnoses vindt plaats onder mensen met een migratie-achtergrond. De laatste jaren daalt het aantal nieuwe diagnoses onder deze groep nauwelijks (SHM Monitoring Report 2018). Daarnaast komt bijna de helft van deze groep mensen pas met een vergevorderde infectie in beeld. Om deze situatie te verbeteren is het nodig om beter inzicht te krijgen in transmissiepatronen.

 

Binnen de innovatieve Roadmap studie wordt fylogenetische analyse van het hiv-virus (een analyse van de ontwikkeling van het virus) gecombineerd met geospatial mapping om een gedetailleerder beeld te krijgen van de hiv-epidemie onder mensen met een migratieachtergrond in Amsterdam.

 

Deze methoden worden gebruikt om:

  • Een schatting te maken van het aantal hiv-infecties dat door mensen met een migratieachtergrond wordt opgelopen in Amsterdam (post-migratie)
  • Gebieden met hoge hiv-prevalentie in Amsterdam in kaart te brengen en eventuele transmissie-hotspots te lokaliseren
  • Bronnen te identificeren van post-migratie opgelopen nieuwe infecties onder mensen met een migratieachtergrond in Amsterdam

 

Met de resultaten van dit onderzoek hoopt het H-TEAM gerichtere test interventies te ontwikkelen, afgestemd op inwoners van Amsterdam met een migratieachtergrond.

Roadmap: migrant transmission network study

Ongeveer de helft van de nieuwe hiv-diagnoses vindt plaats onder mensen met een migratie-achtergrond. De laatste jaren daalt het aantal nieuwe diagnoses onder deze groep nauwelijks (SHM Monitoring Report 2018). Daarnaast komt bijna de helft van deze groep mensen pas met een vergevorderde infectie in beeld. Om deze situatie te verbeteren is het nodig om beter inzicht te krijgen in transmissiepatronen.

 

Binnen de innovatieve Roadmap studie wordt fylogenetische analyse van het hiv-virus (een analyse van de ontwikkeling van het virus) gecombineerd met geospatial mapping om een gedetailleerder beeld te krijgen van de hiv-epidemie onder mensen met een migratieachtergrond in Amsterdam.

 

Deze methoden worden gebruikt om:

  • Een schatting te maken van het aantal hiv-infecties dat door mensen met een migratieachtergrond wordt opgelopen in Amsterdam (post-migratie)
  • Gebieden met hoge hiv-prevalentie in Amsterdam in kaart te brengen en eventuele transmissie-hotspots te lokaliseren
  • Bronnen te identificeren van post-migratie opgelopen nieuwe infecties onder mensen met een migratieachtergrond in Amsterdam

 

Met de resultaten van dit onderzoek hoopt het H-TEAM gerichtere test interventies te ontwikkelen, afgestemd op inwoners van Amsterdam met een migratieachtergrond.

Resultaten

De geïncludeerde hiv-sequenties van de verschillende ziekenhuizen hebben geleid tot de ontwikkeling van een mathematisch model. Dit model geeft inzicht in:

  • De groei van Amsterdamse transmissies over tijd;
  • Een schatting van de verhouding van lokale hiv-infecties in Amsterdam voor en na de oprichting van het H-TEAM (2010-2014 & 2015-2019);
  • Verschillen in reproductieaantallen en het aandeel lokaal verworven hiv-infecties tussen personen die zijn geïnfecteerd met subtype B en niet-B-subtypen.

De ontwikkeling van dit model geeft de kans voor dit project om een grotere impact te hebben dan oorspronkelijk gepland. Een belangrijk inzicht uit het onderzoek is dat de verspreiding van hiv onder migranten en in Nederland geboren individuen zeer heterogeen is en slechts een klein gedeelte (<5%) van de transmissieketens leidt tot secundaire infecties. Van deze resterende ketens vinden we enkele verschillen per subtype die verband houden met de geboorteplaats. Het aandeel lokaal opgelopen infecties wordt lager geschat onder migranten, wat erop wijst dat >50% van de infecties voorafgaand aan migratie of via virale introducties zijn opgelopen. Vooralsnog lijken er in Amsterdam weinig “transmissie hotspots” te zijn. Dit geeft de mogelijkheid om gebieden met relatief veel late presenters of nog niet viraal onderdrukte personen te identificeren.

 

De studie loopt nog voort tot en met 2022.

The Last Mile: Fase 2

Onder mannen die seks hebben met mannen (MSM) komen de meeste late presenters voor, daarom is het essentieel om deze bevolkingsgroep te bereiken als we de hiv-epidemie in Amsterdam onder controle willen krijgen. De sociale netwerken binnen de MSM-gemeenschap bieden een unieke kans om angst, lasten en sociale stigma’s met betrekking tot (het testen op) hiv aan te pakken. Op basis van de onderzoeken die in Last Mile Fase 1 zijn uitgevoerd, en door middel van co-creatie/participatie met MSM, zullen interventies worden ontwikkeld om het testen op hiv te normaliseren en stigma te verminderen. De interventies zullen specifiek gericht zijn op psychosociale, demografische, geografische en gedragsfactoren die verband houden met niet eerder geteste MSM. Door de participatieve aanpak waarin samen wordt gewerkt met de gemeenschap blijft de interventie effectief en eigendom van de gemeenschap.

De Last Mile Fase 2 beantwoordt tijdens dit proces vier belangrijke vragen:

  1. Wat zijn de perspectieven van de MSM-gemeenschap en technische experts over hoe nooit/onregelmatig geteste MSM het beste kunnen worden betrokken om meer te testen op hiv?
  2. Welke strategieën voor sociale en gemeenschapsmobilisatie komen naar voren in het co-creatieproces met gemeenschappen die de acceptatie van testen beïnvloeden?
  3. Wat zijn de beste strategieën en hoe kunnen die strategieën worden geïmplementeerd?
  4. Wat is het effect van de interventie/campagne/strategieën op de bereidheid bij de doelgroepen om zich te laten testen op hiv?

Resultaten

De Last Mile Fase 2 is in de tweede helft van 2021 van start gegaan en zal twee jaar duren.

Client initiated / community based testen

Het H-TEAM stimuleert gemeenschappen om het belang van testen vanuit de eigen gemeenschap aan te kaarten. Het testen op hiv voor, door en in de gemeenschap wordt hierbij benadrukt.

Hiv-testweek

In het kader van community-based testen heeft het H-TEAM de jaarlijkse hiv-testweek ontwikkeld. Het doel van deze week is om Amsterdammers aan te sporen zich op hiv te laten testen. Gedurende een week kan iedereen in Amsterdam zich gratis en anoniem op hiv laten testen door middel van een hiv-sneltest, onder andere in de huisartspraktijk, bij de GGD soa-polikliniek, bij ziekenhuizen en op outreach locaties.

Resultaten 2015/2016/2017

In december 2015 organiseerde het H-TEAM de eerste hiv-testweek op grote schaal. Tijdens de week hebben 1231 mensen zich laten testen; bij 3 van hen werd een hiv-infectie gevonden. In 2016 werd de hiv-testweek opnieuw georganiseerd, waarbij de nadruk lag op het normaliseren van hiv-testen. Op veel plekken in Amsterdam waren er posters te zien met de tekst: ‘Doe jij het ook?’. Mensen werden gedurende de week actief aangesproken op straat om zich te laten testen op hiv, bijvoorbeeld op markten in het centrum van Amsterdam en Amsterdam Zuidoost. Via sociale media werden mensen geattendeerd op de gratis testplekken. Van de 806 mensen die tijdens de hiv-testweek in 2016 zijn getest had niemand een hiv-infectie.

 

Gezien het lage aantal hiv-positieve diagnoses en beperkt bewustzijn van de hiv-test week gedurende de rest van het jaar is er besloten om niet door te gaan met de hiv-testweken. In plaats daarvan zijn de bevindingen uit de testweken voor het H-TEAM aanleiding geweest om meer gerichte community-based teststrategieën te ontwikkelen. Klik op The Last Mile om hier meer over te lezen.

 

De hiv-testweken kregen veel lokale en nationale publiciteit vanwege de snelle manier van testen. De hiv-testweken hebben positief bijgedragen aan de toewijding en het bewustzijn onder huisartsenpraktijken in Amsterdam Zuidoost die meededen. Om deze betrokkenheid te behouden werd in 2017 een hiv-testweek “light” georganiseerd, waarbij meer dan 800 mensen zich hebben laten testen en 3 hiv-infecties zijn gevonden. In 2018 is deze versie van de hiv-testweek overgenomen en uitgevoerd door Soa Aids Nederland.

 

Over de hiv-testweken in 2015 en 2016 zijn twee evaluatiepapers gepubliceerd.

Partner Management Optimalisatie (pilot)

Partnernotificatie

Data van de Amsterdamse Soapoli over 2017 en 2018 laat zien dat hiv- en HCV-prevalentie onder gewaarschuwde seksuele partners van recent gediagnosticeerde personen zeer hoog is: 4.8% voor HCV en 8% voor hiv. In 2017 heeft de Soapoli Team Partner Management opgezet (Team PM). Dit team, bestaande uit 8 verpleegkundigen, voert alle vervolgacties uit richting seksuele partners in het geval van een positieve testuitslag.

 

Behandelcentra in Amsterdam maken echter geen optimaal gebruik van dit expertteam als het gaat om partnermanagement, wat impliceert dat niet alle seksuele partners van recent gediagnosticeerde personen momenteel worden bereikt.

 

Om iets aan deze situatie te doen hebben het H-TEAM en het MC Free (Amsterdam MSM Hepatitis C Free) consortium het pilot project Partner Management Optimalisatie Amsterdam opgezet. Het doel van deze pilot is het realiseren van snelle en effectieve waarschuwing van seksuele partners van recent gediagnosticeerde mannen die seks hebben met mannen (MSM) in behandelcentra in Amsterdam, en het faciliteren van testen, behandeling en/of verwijzing. De pilot streeft voornamelijk naar het optimaliseren van het proces van gegevensdeling bij nieuwe gediagnosticeerde MSM met team PM bij de Soapoli, zodat waarschuwing van seksuele partners en verder partnermanagement zo snel en zo goed mogelijk kan worden opgepakt.

Resultaten

Begin 2019 is een bijeenkomst georganiseerd met alle relevante stakeholders in Amsterdam om de strategie van deze pilot te bespreken. Er was consensus over de beste aanpak: het verbeteren van de afstemming tussen de behandelcentra en Team PM. Er werd een protocol ontwikkeld waarin deze procedure stapsgewijs is beschreven. Het protocol vormt een addendum op het bestaande RIVM protocol ‘Soa en hiv partnermanagement’.

 

Gebaseerd op het ontwikkelde protocol werd tussen 1 juli 2019 en 30 juni 2021 het partnermanagement geïmplementeerd. Nieuw gediagnosticeerde MSM met een hiv of HCV-infectie werd partnermanagement aangeboden. In veel gevallen kozen mensen er na overleg met hun arts voor om de dienst niet te gebruiken, omdat ze hun seksuele partners liever onafhankelijk op de hoogte brachten of ervoor kozen om het online partnerwaarschuwingsplatform te gebruiken. In totaal werden zes mannen met een hiv-diagnose en zes met een acute HCV-diagnose doorverwezen naar team PM. Van hun seksuele partners werd bij één HCV vastgesteld en gekoppeld aan de behandeling.

 

Op dit moment wordt de data van de pilot verzameld en geanalyseerd. Een artikel over de evaluatie van dit project zal later volgen.

Team

  • Adrie Heijnen
    Adrie Heijnen

    Lid
    SCA

  • Alexandra Blenkinsop
    Alexandra Blenkinsop

    Lid
    AIGHD
    Imperial College Londen

  • Ard van Sighem
    Ard van Sighem

    Lid
    Stichting Hiv Monitoring

  • Godelieve de Bree
    Godelieve de Bree

    Lid
    Amsterdam UMC
    AIGHD

  • John de Wit
    John de Wit

    Lid
    Universiteit Utrecht

  • Kees Brinkman
    Kees Brinkman

    Lid
    OLVG

  • Nina Schat
    Nina Schat

    Projectcoördinator
    AIGHD

  • Saskia Bogers
    Saskia Bogers

    Lid
    Amsterdam UMC

  • Sharjeel Muhammad
    Sharjeel Muhammad

    Lid
    AIGHD

  • Suzanne Geerlings
    Suzanne Geerlings

    Lid
    Amsterdam UMC

  • Udi Davidovich
    Udi Davidovich

    Lid
    GGD Amsterdam